De klassieker
C
CKV | G
geschiedenis | M
maatschappij | N
NederlandsHet eerste gezicht
werkblad intro
- a. Wat is het eerste woord dat in je opkomt als je naar deze afbeelding kijkt?
b. Omschrijf in één zin zo duidelijk mogelijk wat je op deze afbeelding ziet. - a. Kies van de afbeelding één persoon uit.
b. Waarom is deze persoon jou opgevallen?
c. Wat kun je zeggen over de houding, de gezichtsuitdrukking en de kleding van deze persoon? - Noem drie dingen die je opvallen aan deze groep mensen.
- Wat zie je op de achtergrond?
- Streep van de twee woorden telkens één woord weg die jij het minst bij de afbeelding vindt passen: blij/boos , saai/spannend, groot/klein, druk/rustig, veel/weinig, slordig/netjes, orde/chaos, mooi/lelijk, gewoon/speciaal, modern/ouderwets, samen/alleen, actief/passief.